4. Fossiele obstructies
Een klein jaar geleden verrasten enkele fossiele brandstofmaatschappijen, waaronder Shell, de wereld met de mededeling dat ze zich niet meer zouden verzetten tegen een hogere prijs op CO2 uitstoot. Dat is verbazingwekkend gezien hun staat van dienst . Gedurende de laatste twee decennia hebben fossiele bedrijven stelselmatig iedere poging effectief klimaatbeleid tot stand te brengen tegengewerkt. The Guardian onthulde onlangs dat Shell in 2011 heeft gelobbyd om de EU-doelstelling voor reductie van de CO2 uitstoot af te zwakken. Bindende doelstellingen per lidstaat voor het aandeel duurzame energie - volgens deskundigen noodzakelijk om investeerders vertrouwen te geven in duurzame energie - werden geschrapt. Sinds korte tijd probeert Shell zich op te werpen als pleitbezorger van een snellere transitie in Nederland. Nogal brutaal als je bedenkt dat ze vorig jaar 30 miljard hebben uitgegeven aan fossiele investeringen en slechts 0,2 miljard aan duurzame energie.
Shell geldt dan nog als één van de meer ‘vooruitstrevende’ oliemaatschappijen omdat ze zich niet tegen iedere klimaatmaatregel verzetten. Voor
oliemaatschappijen die voornamelijk in Europa opereren is het erg moeilijk geworden klimaatverandering volledig te ontkennen. Volgens sommigen proberen zij
hun invloed op het politieke proces in stand te houden door met overheden ‘mee te denken’ over het terugdringen van de uitstoot. Ondanks
het imago dat Shell probeert op te houden gaat ze in haar planning uit van een stijging van het
olieverbruik die hoogstwaarschijnlijk tot gevolg zal hebben dat klimaatverandering onbeheersbaar wordt. Grof gezegd, de ondergang van de wereld maakt deel
uit van hun businessplan....
Invloed op regeringen
Oliemaatschappijen die hun hoofdkwartier in de Verenigde Staten hebben, zoals Exxon Mobile, verzetten zich wel openlijk tegen elke klimaatmaatregel. Door hun invloed op de Republikeinse Partij wordt klimaatverandering door veel Amerikaanse politici volledig ontkend. En dat terwijl onlangs onthult is dat Exxon al vanaf het einde van de jaren 70 op de hoogte was van het bestaan van klimaatverandering!
In die jaren financierde Exxon zelf wetenschappelijk onderzoek naar klimaatverandering. De betrokken wetenschappers waren er trots op te werken voor een bedrijf dat hierin zo voorop liep. Zij rapporteerden aan het management, in termen die aan duidelijkheid niets te wensen over liet, dat het verbranden van fossiele brandstoffen de aarde doet opwarmen en dat de gevolgen ernstig kunnen zijn.
Aan het einde van de jaren tachtig maakte het bedrijf een ommezwaai. Zij begon organisaties te financieren die twijfel zaaiden over de toen al bestaande wetenschappelijke consensus over klimaatverandering. In het rapport ‘The Climate Deception Dossiers’ staan kopieën uit memo’s van deze organisaties. Hierin staat dat men probeert de ‘overwinning’ te behalen door het publiek te overtuigen dat er geen wetenschappelijke zekerheid bestaat over klimaatverandering. Terwijl drie jaar hiervoor Exxon’s wetenschappers in een memo aan de directie hadden geschreven: ‘The scientific basis for the Greenhouse Effect and the potential impact of human emissions of greenhouse gasses such as C02 on climate is well established and cannot be denied’.
Dit is natuurlijk nogal schokkend. Ze krijgen hiervoor nu een proces aan hun broek. Tussen twee haakjes, Exxon bezit ook 50% van de aandelen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).
De gezamenlijke fossiele brandstofmaatschappijen maken ieder jaar een omzet van 5000 miljard dollar, dit is ca. 6% van alles wat er in de wereld verdiend wordt. Veel sectoren in de economie zijn van hun afhankelijk. Geen wonder dat ze veel invloed hebben op regeringen. Volgens één rapport hebben fossiele brandstofmaatschappijen in één jaar tijd 213 miljoen dollar uitgegeven om het politieke beleid in de VS en de EU te beïnvloeden. Daarnaast voeren zij een grootscheepse campagne van misinformatie. Zogenaamde klimaatsceptici proberen twijfel te zaaien aan de wetenschappelijke consensus dat menselijke activiteit de oorzaak is van de klimaatverandering. Dit alles is zeer goed gedocumenteerd 1, 2, 3 ,4,5,6,7,8, 9 Hoofdstuk 1 van Naomi Kleins bestseller ‘No Time’ kan ik aanbevelen.
Schrikbarende subsidies
Fossiele brandstoffen worden in de hele wereld fors gesubsidieerd. Jaarlijks wordt er zo’n 500 miljard dollar (vier keer zoveel als alle subsidies op duurzame energie) aan directe subsidies uitgegeven. Voornamelijk in het Midden-Oosten, Azië en Rusland. Iran besteedt hier zo’n 23% van zijn Bruto Nationaal Product aan! Daarnaast zijn er indirecte subsidies. Een voorbeeld hiervan is een internationaal verdrag uit 1944 dat het heffen van belasting op brandstof in de luchtvaart verbiedt. Een ander voorbeeld is het extreem lage tarief dat grootverbruikers van elektriciteit in Nederland betalen. Per Nederlander wordt jaarlijks 540 euro aan indirecte subsidies uitgegeven. Wereldwijd bedragen de indirecte subsidies 1400 miljard dollar per jaar.
Vorig jaar publiceerde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) – niet bekend als een club van milieufreaks – een rapport dat nogal wat deining veroorzaakte. Volgens dit rapport is het totaal aan directe en indirecte subsidies 3400 miljard dollar hoger dan gedacht! Dat komt door een nieuwe definitie van indirecte subsidies. Schade veroorzaakt door fossiele brandstoffen waarvoor de vervuiler niet betaalt, wordt eindelijk erkend als een vorm van indirecte subsidie. Sommigen hebben hun vraagtekens bij deze definitie.
Dat doet niets af aan het schokkende feit dat de schade die fossiele brandstoffen aanrichten zo gigantisch is! Maar liefst 2400 miljard dollar komt voor rekening van lokale milieu- en gezondheidseffecten – de luchtvervuiling van met name kolencentrales en uitlaatgassen. Nog eens 1150 miljard dollar is gebaseerd op een schatting van de effecten die klimaatverandering gaat veroorzaken – volgens sommigen een te conservatieve schatting waarin geen rekening wordt gehouden met het feit dat klimaatverandering uit de hand kan lopen. Overigens loopt de schade per werelddeel nogal uiteen. Wereldwijd is het 6,5% van het Bruto Wereld product, in China ruim 15% (door de extreme vervuiling van de kolencentrales) en in de ontwikkelde landen ‘slechts’ 2,5%. Dit is, lijkt me, toch nog vrij veel als je bedenkt dat volgens het Energy Revolution Scenario van Greenpeace een volledige overschakeling op duurzame energie ergens tussen de 1 en 1,5% van het Bruto Wereld Product gaat kosten (ca. 1000 miljard dollar per jaar gedurende enkele decennia). Een investering die uiteindelijk volledig terugverdiend wordt met uitgespaarde brandstofkosten!
Problemen met de infrastructuur
Los van het feit dat ze niet hoeven op te draaien voor de schade die ze veroorzaken, en dan nog extra subsidies krijgen ook, heeft de fossiele industrie het voordeel dat hun infrastructuur er al ligt. Terwijl de alternatieve energie haar infrastructuur nog moet opbouwen. Het is gemakkelijk je te laten misleiden door alle sensationele berichten over de prijsdaling van zonnepanelen en windmolens. Binnen enkele jaren , wordt voorspeld, zal zonne-energie in de meeste landen al ‘grid parity’ bereiken – het moment dat het opwekken van een kilowattuur uit een zonnepaneel (berekend op basis van een veronderstelde levensduur van 20 jaar) evenveel kost als een kilowattuur uit een kolencentrale. De prijs van windenergie op land komt al dicht in de buurt van fossiele energie. Die van wind op zee is in 2016. dramatisch gedaald . Met een kleine CO2 belasting erbij zouden al deze vormen van duurzame stroom nu al goedkoper zijn.
Deze berekening gaat op zolang zon en windenergie een betrekkelijk klein percentage vormen van de totale elektriciteitsmix (volgens sommigen 30%). Wordt het percentage groter, dan lopen de kosten op. Zon en wind zijn onregelmatig beschikbaar. Dit probleem kan worden opgelost met investeringen in het netwerk: een combinatie vanopslag, transport over lange afstanden (het waait overal wel eens), en demand side management (de prijs van elektriciteit afhankelijk maken van de hoeveelheid die op dat moment beschikbaar is). Omdat je meer productiepunten van elektriciteit hebt, die ook nog eens een groot deel van de tijd niet produceren, heb je geavanceerde computersystemen nodig om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Dit wordt een smart grid genoemd. Dit roept natuurlijk de vraag op of dit de transitie niet erg duur maakt. Hoe moeten we de kosten inschatten?
100% duurzame elektriciteit is mogelijk!
Volgens een recente studie in opdracht van de EU is het mogelijk de elektriciteit in heel Europa voor 100% uit duurzame bronnen op te wekken (waarvan 75% zon en windenergie) met behoud van volledige leveringszekerheid in alle denkbare weersomstandigheden. Dit wordt voornamelijk bereikt door een Europees netwerk van transport van elektriciteit. Met HVDC-kabels heb je slechts 3% energieverlies per 1000 kilometer. Het rapport wijst echter uit dat er niet eens een nieuw HCDV-netwerk nodig is, omdat je met uitbreiding van het bestaande netwerk al ver genoeg komt. Door maximale toepassing van transport kan de benodigde hoeveelheid opslag betrekkelijk klein blijven. De kosten van de aanleg van het kabelnetwerk en smart grid verdienen zichzelf uiteindelijk terug door efficiency-verbetering. Voor dit plan is alleen heel veel Europese samenwerking nodig – op dit moment helaas niet erg populair.
Opslag ontwikkelt zich ook razendsnel. De prijs is de afgelopen jaren sterk gedaald, maar moet minstens nog een keer door de helft om echt rendabel te zijn.Toch neemt ook hier de kans op een doorbraak toe. In Nederland worden al serieus nagedacht over de mogelijkheid bestaande electriciteitscentrales om te bouwen tot centrales die draaien op waterstof (of op ammoniak geproduceerd met waterstof). Deze waterstof zou dan duurzaam worden geproduceerd door windmolens op de Noordzee. Nog maar enkele jaren geleden werd het idee van duurzaam geproduceerde waterstof afgedaan als een verre toekomstdroom.
In een land als India is een oplossing zoals hierboven is geschetst om verschillende redenen moeilijker. Er zal moeten worden gezocht naar een oplossing die relatief meer leunt op opslag en zonne-energie, en relatief minder op transport en windenergie (onder andere omdat het tijdens het droge seizoen weinig waait). En zoals gezegd is juist die opslag nog duur. Vandaar dat men – zonder financiële steun van ontwikkelde landen – niet anders kan dan plannen maken die weliswaar leiden tot 15-20% zonne-energie in 2030, maar waarbij het kolengebruik nog veel sterker groeit! (bij gebrek aan aardgasvoorraden) Dit leidt tot maar liefst 2,5 tot 3 keer zoveel kolenstook – met alle vervuiling en gezondheidsproblemen van dien – als de economie zo hard zal groeien als verwacht.
In woestijngebieden van Rajasthan is het mogelijk CSP-zonnecentrales(Concentrated Solar Power) neer te zetten
die 24 uur per etmaal energie kunnen leveren. Met woestijnhitte kun je overdag
genoeg energie in de bodem opslaan om daar ’s nachts stroom mee op te wekken. Voorlopig is dit nog
vrij duur
. Andere ontwikkelingslanden hebben soortgelijke problemen.
China (goed 23% van de wereldwijde uitstoot) is er nu in geslaagd zijn uitstoot te stabiliseren , maar in alle overige ontwikkelingslanden (op dit moment ruim 40% van de uitstoot) zullen de emissies voorlopig waarschijnlijk blijven stijgen.
Voorfinanciering op mondiale schaal
Zelfs als duurzame energie goedkoper wordt dan fossiele energie, dan hou je nog steeds het structurele probleem over dat bij duurzame energie de kost voor de baat uit gaat – meer dan bij fossiel. Iedereen die zonnepanelen op zijn dak heeft liggen weet dat. Als ze er eenmaal zijn, leveren ze vrijwel gratis energie – je hoeft niet steeds opnieuw voor fossiele brandstoffen te betalen - maar hoe financier je zo’n investering als je geen vette bankrekening hebt? In ontwikkelingslanden is zo’n probleem natuurlijk nog veel nijpender. Met name Afrika heeft heel weinig toegang tot kapitaal. Terwijl er weinig gebieden in de wereld zijn die zo zouden kunnen profiteren van zonne-energie als Afrika!
In 2014 publiceerde het New Climate Initiative (een internationaal initiatief van 7 landen die tot doel heeft te onderzoeken hoe goed klimaatbeleid en economische groei kunnen samengaan) een rapport over de investeringen in infrastructuur die mondiaal noodzakelijk zijn voor een snelle omslag naar een klimaatvriendelijke energievoorziening. De conclusies stemmen in grote lijnen overeen met het hierboven genoemde Greenpeace rapport. De omslag vereist extra investeringen in de order van grootte van 1000 miljard dollar per jaar, iets meer dan 1% van het Bruto Wereld Product. Zo’n 70% hiervan betaalt zichzelf terug in de vorm van minder uitgaven aan fossiele infrastructuur en fossiele brandstoffen, grotere efficiency van de electriciteitsvoorziening en verminderde investeringen in infrastructuur als gevolg van compactere steden. Niet meegerekend is de winst als gevolg van minder klimaatschade en luchtvervuiling, en het voordeel dat een duurzame energievoorziening vrijwel gratis energie levert als de infrastructuur er eenmaal ligt. Opnieuw een rapport dat de vraag oproept: waar wachten we in hemelsnaam op?
In dat verband is het interessant te kijken naar een ander rapport dat in 2015 werd gepubliceerd door dezelfde organisatie. Volgens dit rapport is er voldoende geld aanwezig bij private investeerders om zowel armoede uit te roeien als de energietransitie te voltooien (hoewel voor beide doelstellingen samen maar liefst 90.000 miljard dollar nodig is tussen 2015 en 2030). Helaas hebben investeerders (ondanks een extreem lage rentestand) de laatste jaren chronisch de neiging op hun geld te blijven zitten. Eén van de redenen is gebrek aan vertrouwen in de economische ontwikkeling. Daarnaast doen regeringen te weinig om investeerders vertrouwen te geven dat hun investeringen zullen renderen. Zij ondermijnen dit vertrouwen zelfs, bijvoorbeeld door subsidies in te voeren en deze een paar jaar later weer af te schaffen. Het rapport raadt regeringen aan meer initiatief te nemen tot duurzame investeringsprogramma’s, de energie-omslag te plannen en gedeeltelijk zelf te financieren. Met het vertrouwen dat daarmee gewekt wordt kunnen ook private investeerders worden aangetrokken. Zodat dit eindelijk gaan investeren in zaken waar mensen echt behoefte aan hebben.
Desinteresse en angst voor het onbekende
We hebben al heel wat redenen genoemd waarom de transitie echt niet vanzelf gaat, zelfs wanneer duurzame energie goedkoop wordt: de kosten van investeringen in de infrastructuur, de moeilijkheid voorfinanciering te vinden, gebrek aan vertrouwen van investeerders en gebrek aan initiatief door regeringen – dit alles in combinatie met het ontbreken van een CO2- belasting en de grote politieke invloed van de fossiele industrie. Hier kan nog een aantal redenen bij worden opgeteld. Soms laten mensen liever alles bij het oude uit pure desinteresse, gebrek aan aandacht, conservatisme of angst voor het onbekende. Een goed voorbeeld hiervan zijn de problemen met energiebesparing door bedrijven in Nederland. Volgens een regeringsrapport (pagina 54 e.v.) maken veel bedrijven geen gebruik van mogelijkheden tot energiebesparing die op korte termijn terugverdiend kunnen worden. Mede omdat energie gemiddeld slechts 5% van de totale bedrijfskosten uitmaakt. Het interesseert ze niet, of hun aandacht zit ergens anders, of ze hebben gewoon een hekel aan zuinigheid of milieu.
Deze vorm van conservatisme kan ook de doorbraak van de elektrische auto vertragen. Waarschijnlijk is deze binnen een paar jaar even betaalbaar als een benzine-auto, met hetzelfde bereik. Maar hoe waarschijnlijk is het dat de benzineauto volledig weggeconcurreerd gaat worden als de elektrische auto niet heel veel goedkoper wordt?
Zware industrie, goederenvervoer en luchtvaart vormen nog een probleem
Dan hebben we nog 35-40% van de energieopwekking die nu niet op elektriciteit gaat en ook niet gemakkelijk geëlektrificeerd kan worden. Het land vol leggen met zonnepanelen is hier geen oplossing. Bekende voorbeelden zijn het zware vrachtvervoer, de scheepvaart en de luchtvaart. Minder bekend is dat voor de productie van grondstoffen vaak verhitting met hoge temperaturen nodig is. Op dit moment kan dat alleen met directe verbranding van fossiele brandstoffen. Volgens één rapport waren deze emissies in 2007 verantwoordelijk voor 7,6 GT uitstoot, wat neerkomt op ca 24% van alle CO2 emissies (als het elektriciteitsverbruik wordt meegerekend, veroorzaakt de industrie 40% van alle CO2-uitstoot). De helft van die soort emissies vindt in China plaats. Dit land draait helaas nog steeds voornamelijk op extreem vervuilende kolen.
Een relatief klein aantal industrieën is verantwoordelijk voor het merendeel van de industriële warmtevraag (de chemische industrie en de staalindustrie ieder ongeveer een kwart, de chemische industrie - exclusief olieraffinaderijen – voor een kleine 20%). De grondstoffen die hier worden geproduceerd zitten in vrijwel alle goederen verwerkt. Hierdoor zal het nog lange tijd onmogelijk zijn iets te kopen zonder dat dit bijdraagt aan de CO2-uitstoot. Zelfs in het geval dat alle elektriciteit duurzaam wordt.
Voor alle vormen van energie-gebruik bestaan er technologische oplossingen om ze volledig duurzaam te maken. Maar er is nog veel technologische innovatie en productontwikkeling nodig om die oplossingen breed toepasbaar en economisch rendabel te maken. Op de lange termijn wordt veel verwacht van waterstof . Deze kan in principe duurzaam worden geproduceerd met wind en zonne-energie. Volgens één voorspelling gaat het nog tot na 2040 duren voor de waterstofvliegtuigen van de lopende band zullen rollen.
Alle beetjes helpen
Tot die tijd is het behelpen met deeloplossingen, zoals energie-efficiency. Kolen vervangen door aardgas helpt ook een beetje. Bij cement is CO2 afvangen en opslaan de enige theoretische oplossing (een technologie waar veel problemen mee zijn en die zeker niet populair is bij klimaatactivisten). Alhoewel je ook cement-vrij kunt bouwen. Als het aan mij ligt, worden er van nu af aan alleen nog maar earthships gebouwd :-). Wat veel helpt is lokaal produceren, zoveel mogelijk recyclen, spullen met lange levensduur produceren, om de noodzaak nieuwe grondstoffen te produceren maar zoveel mogelijk terug te dringen.
Minder consumeren is natuurlijk ook een optie. Een paar vormen van consuminderen leveren een onevenredig sterke bijdrage aan vermindering van de uitstoot. Op nummer 1 staat: minder vaak vliegen, binnen Europa helemaal niet meer. Verder zou het ook heel veel helpen als auto’s vaker gedeeld worden. Als je er goed over nadenkt, dan is het lichtelijk absurd dat iedereen een stalen koets voor zijn huis heeft staan die 96% van de tijd toch maar staat weg te roesten. Alles wijst erop, dat 80% CO2 reductie in 2030 mogelijk is. Daarna wordt het iets moeilijker het laatste beetje uitstoot weg te nemen.
Andere broeikasgassen
Om het plaatje compleet te maken: slechts 65% van alle uitstoot van broeikasgassen is het gevolg verbranding van fossiele brandstoffen. Zo’n 11% komt door ontbossing. Bij productie en transport van fossiele brandstoffen komt veel methaan en lachgas vrij – nog eens 6% van de uitstoot. Deze zal evenredig verminderen naarmate we minder verbruiken. Het overige is voor een groot deel de uitstoot van methaan en lachgas door de landbouw en veeteelt (10%). Deze emissies kunnen alleen worden weggenomen met een volledige overschakeling op biologische landbouw en sterke vermindering van de vleesconsumptie. Hier komen we niet onderuit. Een volgend artikel zal hier dieper op ingaan.
Lock-in effecten
Niet alle emissies kunnen op korte termijn worden geëlimineerd, maar het overgrote deel wel - met de bestaande technologie én tegen acceptabele kosten. Zeker in een land als Nederland, dat voorop loopt in innovatie en een uitstekende infrastructuur heeft. Toch zijn er enorm veel factoren die ons kennelijk verhinderen te doen wat nodig is. Al deze obstakels worden door de fossiele industrie aangevoerd als bewijs dat ze onmisbaar zijn. Dat we nog lange tijd fossiele brandstoffen zullen moeten gebruiken, of we dat nu leuk vinden of niet. Projecties die gebaseerd zijn op de veronderstelling dat we helemaal niets gaan doen tegen klimaatverandering, dat we blindelings zullen blijven voortsukkelen over de gebaande paden, worden gepresenteerd als een fait accompli waar niet aan te tornen valt. Gerenommeerde internationale instituten doen hier aan mee. Het IEA (International Energy Agency) produceert al sinds jaar en dag jaarrapporten waarin de te verwachten groei van alternatieve energie stelselmatig te pessimistisch wordt ingeschat.
Deze voorspellingen worden door veel beleidsmakers en politici blindelings gecopy-pastet en opgevoerd als bewijs dat we geen andere keus hebben dan te blijven investeren in infrastructuur voor fossiele energie. Het grootste probleem daarbij is, dat dit kan leiden tot wat economen ‘lock-in’ effecten noemen. Als je eenmaal een kolencentrale hebt gebouwd of een pijplijn hebt aangelegd, dan duurt het enkele decennia voor je de investering hebt terugverdiend. Dat betekent, dat als je nu investeert in fossiele infrastructuur, je nog voor decennia vastzit aan fossiele brandstoffen. Of anders moet je in de tussentijd enorm veel kapitaal vernietigen (wat dat betreft is het hoopvol dat men in Nederland nu toch overweegt pas geopende kolencentrales te gaan sluiten). Op die manier ontstaat een vicieuze cirkel. De overtuiging dat dingen business as usual zullen doorgaan, leidt tot beslissingen die business as usual bestendigen.
De markt gaat het niet oplossen
Om een voldoende snelle transitie mogelijk te maken, is het dus essentieel dat de investeringen nu verschuiven van fossiel naar duurzaam. Er is wel een verschuiving gaande, maar die gaat langzaam. In 2015 werd er nog 1000 miljard per jaar in nieuwe fossiele energie geïnvesteerd (inclusief kolen en elektriciteitscentrales), tegen 250 miljard in duurzame energie. Door de aanhoudend lage olieprijs zijn de fossiele exploraties vorig jaar gedaald met 200 miljard. De duurzame investeringen zijn toegenomen tot290- 330 miljard.
Toch lijkt het er niet op dat bij fossiele bedrijven het inzicht is doorgebroken dat het zo niet verder kan. Waar mogelijk blijft men investeren in tweederangs kwaliteit of ver afgeleden gas en olievelden die uiteindelijk toch niet rendabel kunnen zijn. In het verleden werden er nog wel eens plannen gemaakt om meer te investeren in alternatieve energie. British Petroleum wilde ooit haar naam veranderen in 'Beyond Petroleum', maar is nu bezig haar alternatieve tak af te stoten. Aan de andere kant heeft Shell recentelijk aangekondigd te gaan investeren in een windpark in de Noordzee. Hopelijk is dit het begin van een kentering, maar op dit moment is alternatieve energie nog minder dan 1% van de totale investeringen.
Het lijkt er dus op dat de markt het niet gaat oplossen. De fossiele bedrijven zitten op de zak met geld waarmee ze de toekomst van onze energievoorziening kunnen bepalen. Zolang ze blijven investeren in wat nu eenmaal hun core-business is, en investeerders blijven vertrouwen dat deze investeringen rendement zullen opleveren, zal het grootste deel van de jaarlijkse investeringsstroom in de richting van fossiel blijven stromen. Voor regeringen is het vaak moeilijk de enorme bedragen die nodig zijn voor de energie-transitie op te brengen. De beperkte pogingen om deze transitie op gang te brengen zijn tot nu toe helaas teveel ten koste gegaan van de belastingbetaler. Bedrijven die de klimaatschade veroorzaken zouden best meer mogen betalen.
Drie oplossingen
Wat zijn in deze situatie de oplossingen? Eén mogelijkheid is de investeerders rechtstreeks aan te spreken. Door ze te wijzen op de risico’s van fossiele
beleggingen, door in te praten op hun geweten (of angst voor reputatieverlies). Dit is wat de divestment beweging doet. Behalve tot de investeerders richt deze zich ook tot de publieke opinie en de pers. Zij organiseren demonstraties, petities, happenings. Hierdoor wordt de reputatie van fossiele
energiebedrijven aangetast. Maar de bedragen die daadwerkelijk gedivesteerd worden blijven beperkt.
Een andere mogelijkheid is onze macht als consument aanwenden. Een belangrijk deel van de oplossing. Deze benadering heeft ook zijn beperkingen. Onder andere door de monopoliepositie van fossiele energie. Zelf ben ik bijvoorbeeld niet in staat van aardgas af te stappen zolang mijn huurbaas niet
meewerkt. Van mensen met een laag inkomen kun je al helemaal niet verwachten dat
ze hun levensstijl aanpassen zolang er geen maatregelen worden genomen om alternatieven betaalbaar te maken. Daar komt natuurlijk nog bij dat de
meeste consumenten met andere dingen bezig zijn. De informatie in de media is nog steeds niet voldoende om mensen echt te overtuigen van de urgentie. Bovendien wordt de mening van veel mensen sterk beïnvloed door wat de omgeving denkt. In sommige subculturen is het populair om alles was met milieu te maken heeft maar onzin te vinden. Al deze redenen samen maken het wel erg onwaarschijnlijk dat de consument het klimaatprobleem gaat oplossen.
Blijft over regeringsingrijpen. We kunnen als burger proberen de politiek tot actie te bewegen. Veel van de divesteringen uit fossiele brandstoffen berusten op het feit dat investeerders toch bang zijn dat regeringen uiteindelijk tot maatregelen zullen overgaan. Waarom doen regeringen niet veel meer om klimaatverandering tegen te gaan, terwijl het zo evident is dat we niet op koers liggen om het ergste te voorkomen?
Is het alleen de invloed van de fossiele industrie op regeringen? Er zijn ook veel bedrijfstakken, zoals het verzekeringswezen , die veel belang hebben bij een snelle aanpak van klimaatverandering en daarvoor ook hun invloed aanwenden. In het volgende hoofdstuk bekijken we de zaak vanuit een ander perspectief om de passiviteit van regeringen te verklaren.
Links:
IMF rapport over de 5300 miljard dollar die fossiele brandstoffen per jaar ontvangen aan directe en indirecte subsidies (inclusief niet in de prijs meegerekende milieuschade).
Rapport in opdracht van de EU waarin wordt aangetoond dat 100% duurzame elektriciteit onder alle weersomstandingheden in heel Europa mogelijk wordt gemaakt door de aanleg van een Europees netwerk van transportkabels.
Het New Climate Initiative toont in dit rapport aan dat een wereldwijde overgang naar 100% duurzame energie in 2050 mogelijk is voor 1000 miljard dollar per jaar, 1% van het Bruto Wereld Product.
In hoofdstuk 6 van een dit rapport betoogt het New Climate Initiative dat regeringen de energie-omslag veel sterker moeten plannen en coördineren om voldoende investeerders over de streep te trekken.
World Energy Statistics 2016 Jaarlijks rapport van het IEA (International Energy Agency), het meest gezaghebbende instituut ter wereld op energiegebied. Deze rapporten geven structureel een te pessimistische inschatting van de te verwachten groei van duurzame energie.
Renewables 2016 Global Status Report , Rapport over de wereldwijde groei van alternatieve energie in 2015