5. Neoliberale tegenwind
5: Het neoliberale systeem.
Op
23 juni 1988
verklaarde klimaatonderzoeker James Hansen voor het Amerikaanse Congres dat hij er zeker van was dat de opwarming van de aarde het gevolg was van menselijk
handelen. Op dat moment werd al decennia gewaarschuwd was voor de gevolgen van CO2-emissies – President Johnson noemde klimaatverandering al in een
redevoering
in 1965
. Toch wordt de toespraak van Hansen gezien als een omslagpunt. Vanaf dat moment werd klimaatverandering internationaal erkend. In 1990 publiceerde het
IPCC, de klimaatorganisatie van de Verenigde Naties, haar
eerste assessment report
. Het circus van klimaatconferenties ging van start. Dit hoofdstuk gaat over de falikante mislukking van de internationale inspanningen om klimaatverandering tot staan te brengen. En vooral over de manier waarop het neoliberale economische systeem daartoe heeft bijgedragen.
Overwinning van het kapitalisme
Het begin van de klimaatconferenties viel samen met de overwinning van het kapitalisme. In 1989 viel de Muur. Twee jaar later stortte de Sovjet-Unie in elkaar. Voor veel mensen het bewijs dat kapitalisme het superieure economische systeem was. Dit was één van de oorzaken die voorstanders van een radicalere vorm van kapitalisme, tegenwoordig bekend onder de naam ‘neoliberalisme’, in staat stelde hun agenda door te drukken. Al in de jaren tachtig was er, geinspireerd door Reagan en Thatcher, begonnen met het terugdringen van de invloed van de overheid op de economie.
In de jaren 90 werden overal ter wereld steeds meer restricties op de vrije marktwerking afgeschaft. Staatsbedrijven werden geprivatiseerd, regulering van prijzen en arbeidsomstandigheden geschrapt, belastingen voor bedrijven verlaagd – zij het in Europa wat minder dan elders in de wereld. Steeds meer vrijhandelsverdragen traden in werking die belemmeringen van de vrije handel wegnamen. In essentie was het idee; als iedereen volkomen vrij wordt gelaten zijn eigen belang na te volgen, dan ontstaat er vanzelf een welvarende wereld zonder armoede. Zelfs milieuproblemen kunnen zo het best kunnen opgelost.
Lost de markt milieuproblemen op?
Op zich best een vreemde gedachte. Milieuproblemen komen meestal voort uit roofbouw. In het begin zijn de effecten hiervan nog niet zichtbaar. Het lijkt allemaal nog niet zo erg. De kosten van de berokkende schade komen niet ten laste van de vervuiler. Hoe zou je dat willen oplossen door eigenbelang en korte termijn denken bewust te stimuleren? En tegelijk de invloed van regeringen terug te dringen?
In de jaren zeventig en tachtig is het gelukt bepaalde vormen van vervuiling effectief terug te dringen door gewoon regels te stellen. De uitstoot van vervuilende stoffen die zure regen veroorzaken werd in Europa met meer dan de helft teruggebracht. In 1989 werd een internationaal verdrag gesloten om de ozonlaag te beschermen. CFK’s werden verboden en sindsdien is de aantasting van de ozonlaag tot staan gebracht.
De meeste economen, zelfs als ze beinvloed zijn door het neoliberale denken, zullen wel toegeven dat er in het geval van klimaatverandering een correctie nodig is op het marktmechanisme. Hiervoor is het Emissions Trading System (ETS) bedacht. Een systeem waarin bedrijven hun emissierechten vrij kunnen verhandelen in plaats van dat ze direct een verplichting opgelegd krijgen hun emissies terug te dringen. Gedurende de afgelopen decennia heeft dit systeem in Europa niet gewerkt en het heeft geleid tot veel corruptie (in afwachting van een vervolgartikel over dit onderwerp kunt u alvast dit filmpje bekijken).
In hoofdzaak geloofde met toch dat de zegeningen van de vrije markt het klimaatprobleem zouden gaan oplossen. Op basis waarvan? De onderstaande twee argumenten worden steeds genoemd.
Ten eerste zou de competitie op de vrije markt technologische ontwikkeling stimuleren, inclusief technieken waarmee vervuiling kan worden teruggebracht. Daarnaast stimuleert competitie ook energie-efficiency. Bedrijven zullen uit eigenbelang zo zuinig mogelijk met energie proberen om te gaan en daarmee tegelijk het milieu sparen (in de praktijk valt het vaak heel erg mee met de vrije competitie – het systeem heeft de neiging monopolies van multinationals te creëren, of kartels van enkele grote bedrijven die onderling kunnen afspreken de concurrentie te beperken).
In de jaren 90 leek deze gedachtengang redelijk De vervuiling in de voormalige communistische blok was erger dan in het
toenmalige westen. De staatsbedrijven deden niets aan efficiency en bovendien was er geen enkele vrijheid
om milieuproblemen aan de orde te stellen. Na de ineenstorting van de Sovjet-economie in de jaren 90 daalden de emissies met 40%.
Op zich is het twijfelachtig of de razendsnelle ontwikkeling van bijvoorbeeld zonnepanelen in de vroegere Sovjet-Unie had kunnen plaatsvinden. Maar het is ook een vast onderdeel van de retoriek van neoliberalen om de logge communistische staatseconomie voor te stellen als het enige alternatief voor het huidige systeem. De doorbraak van zonnepanelen had bijvoorbeeld niet plaats kunnen vinden enorme steun van de Chinese regering na 2008. Als we ons afvragen of het de huidige vrije markt economie gelukt is klimaatverandering tot staan te brengen, dan is het antwoord simpel: sinds 1990 is de uitstoot wereldwijd met nog eens 57% gestegen.
Explosieve groei - tegen welke prijs?
Naomi Klein geeft in haar boek ‘No Time’ een scherpe analyse van de manier waarop het neoliberale economische systeem sterk heeft bijgedragen tot het stijgen van de emissies. De neoliberale revolutie begon met een groot aantal vrijhandelsverdragen. Wereldwijd gingen alle grenzen open voor onbeperkt transport van goederen. In 20 jaar tijd is de containerhandel met meer dan 300% gegroeid. Tot 2050 wordt een sterke toename verwacht. Dit alleen al veroorzaakt een enorme toename van de CO2 uitstoot.
Ook in de landbouw namen de emissies sterk toe als gevolg van de globalisering. Ten eerste omdat er veel meer met voedsel werd gesleept (sperziebonen uit Egypte die per vliegtuig worden overgevlogen naar Nederland; varkens die naar Italië vervoerd worden om verwerkt te worden tot Parmaham , die vervolgens weer in Nederlandse supermarkten komt te liggen). Nog belangrijker is dat grootschalige industriële landbouwproductie leidt tot sterke toename van het gebruik van kunstmest (bron van de broeikasgassen methaan en distikstofmonoxide). Ook de sterk toegenomen vleesconsumptie droeg bij aan de exponentiële stijging. Grote stukken regenwoud werden gekapt om plaats te maken voor sojaplantages om in de toegenomen vraag naar veevoer te voorzien.
Zoals eerder aangegeven stabiliseerde de uitstoot in ontwikkelde landen. In ontwikkelingslanden vond een explosieve groei plaats. China werd de fabriek van de wereld. Het land is een waar paradijs voor investeerders; lage lonen, een autoritaire regering die voor stabiliteit en de nodige infrastructuur zorgt, maar die buitenlandse bedrijven tegelijkertijd niet lastig valt met allerlei vervelende regels op het gebied van arbeidsvoorwaarden en, (tot voor kort) ook niet op het gebied van milieu. De emissies die verwerkt zitten in de goederen die wij uit ontwikkelingslanden importeren, zouden eigenlijk bij onze emissies moeten worden opgeteld. Volgens één rapport is de stijging van emissies van goederen die in ontwikkelingslanden worden geproduceerd, maar in ontwikkelde landen geconsumeerd, zes keer zo groot als de uitstootvermindering in ontwikkelde landen.
Bij de onderhandelingen over vrijhandelsverdragen werd geen enkele aandacht besteed aan het effect dat ze zouden kunnen hebben op het bereiken van de klimaatdoelstellingen. Sterker nog: in het klimaatverdrag van Rio de Janeiro uit 1992 staat letterlijk dat maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan geen beperking van de internationale handel mogen inhouden (artikel 3, punt 5). De consequenties hiervan zijn nogal vergaand. Het betekent onder andere dat regeringen geen maatregelen mogen invoeren die een beperking inhouden van handel in goederen met een hoge CO2-voetafdruk. Het wordt ook steeds moeilijker eisen te stellen aan de kwaliteit van producten – bijvoorbeeld op het gebied van milieu.
Dit alles past perfect in het neoliberale economische denken: ‘de’ economie wordt gezien als een monolitische eenheid die over de hele linie altijd maar moet ‘groeien’. Dit alles terwille van een groei van ‘de’ welvaart – die wordt uitgedrukt in een abstract cijfertje van het Bruto Nationaal Product. De vraag wat voor soort welvaart we eigenlijk nodig hebben, waarom, en voor wie, wordt niet gesteld. Hierdoor verliezen we de vrijheid om als samenleving te besluiten sommige sectoren wat meer te laten groeien en andere te laten krimpen.
Toegenomen macht van bedrijven ten koste van de politiek
Door het wegvallen van alle handelsbelemmeringen kunnen bedrijven veel makkelijker dan voorheen hun activiteiten verplaatsen naar andere landen zodra regeringen iets doen wat hun niet aanstaat. Regeringen zijn hierdoor minder goed in staat, en/of minder snel bereid, maatregelen tegen klimaatverandering te nemen die slecht vallen bij het bedrijfsleven. Daarbovenop komt nog een algehele trend om regelgeving voor bedrijven af te schaffen en belastingen voor bedrijven te verlagen. Allemaal factoren die ertoe bijdragen dat regeringen armer worden en minder macht hebben over bedrijven. Terwijl regeringen moeten bezuinigen op diensten met een lage CO2-uitstoot die werkelijk bijdragen aan het menselijk welzijn, wordt bedrijven steeds minder in de weg gelegd bij de productie van extreem vervuilende massaconsumptiegoederen. Dit alles op grond van de logica dat als de economie maar blijft groeien, er vanzelf meer geld zal overblijven voor goed onderwijs, gezondheidszorg en milieu.
Politici zijn de laatste decennia steeds meer in het vrije markt denken gaan geloven. Ze zijn steeds meer geneigd klimaatverandering te zien als een probleem dat in hoofdzaak door de markt en de technologische ontwikkeling moet worden opgelost. Het ‘na u’ argument wordt versterkt... regeringen zitten te wachten op het bedrijfsleven...
Maar de echte macht ligt bij de investeerders
Intussen raken bedrijven steeds meer onder de invloed van investeerders (uiteraard betekent dit, voor het overgrote deel, bij de rijkste 1%). Tegelijkertijd met het wegnemen van handelsbelemmeringen is er namelijk nog iets anders gebeurd - het is steeds gemakkelijker geworden kapitaal te verplaatsen. Een voorbeeld hiervan is het wegnemen van het onderscheid tussen handelsbanken en gewone banken.
Investeerders opereren tegenwoordig op een geglobaliseerde markt waarin ze vaak geen band hebben met het bedrijf waarin ze investeren - of kennis nemen van de omstandigheden waarin er geproduceerd wordt. Het kost maar een paar muisklikken om investeringen te verplaatsen wanneer er elders een paar procentpunt meer winst te verwachten valt. Sterker nog: verreweg de meeste investeerders laten de beslissing waar ze hun geld in steken over aan hedgefondsen – tussenpersonen die het als hun eerste ‘plicht’ zien een zo groot mogelijke opbrengst voor hun klanten te genereren. Ongetwijfeld bestaat er ook een groep aandeelhouders en hedgefondsen die probeert op ethisch verantwoorde wijze te beleggen. Op het geheel gezien heeft dit te weinig invloed wanneer investeerders op alle mogelijke manieren in de verleiding worden gebracht voor de korte termijn winst te gaan.
Bedrijven worden steeds meer gedwongen te werken voor de kortetermijnbelangen van de aandeelhouders. Er is weinig verbeelding nodig om te beseffen wat voor effect dit heeft op de mogelijkheden een effectief klimaatbeleid te voeren. Focus op korte termijn winst en roofbouw gaan hand in hand. Geld dat enkel op zoek is naar een manier om zichzelf te vermeerderen stroomt als vanzelf naar de plaatsen waar zo goedkoop mogelijk kan worden geproduceerd en waar men zo min mogelijk last heeft van arbeidsvoorwaarden en milieu-eisen.
Dat dit werkelijk een probleem vormt, wordt bevestigd door de hoogste baas van Shell, Ben van Beurden. Op de vraag waarom hij niet meer in alternatieve energie gaat investeren, antwoordde hij letterlijk dat dit ‘niet de missie is waarvoor ik uiteindelijk door aandeelhouders in de wereld ben gezet’'niet de missie waarvoor ik uiteindelijk door aandeelhouders in de wereld ben gezet'. Uit verschillende onderzoeken blijkt verder dat de meerderheid van de bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen vindt dat hij zich te veel op de korte termijn moet richten.
Dictatuur van de korte-termijn belangen
Vanuit het gezichtspunt van het bedrijfsleven zijn er twee redenen waarom men huiverig is maatregelen tegen klimaatverandering te steunen. Behalve met de toegenomen macht van de investeerders heeft men ook te maken met toegenomen internationale concurrentie – als gevolg van het wegvallen van de handelsbelemmeringen. De angst om overspoeld te worden met goedkope importen uit de lage lonen landen leidt tot een voortdurende druk om de bedrijfskosten zo laag mogelijk te houden.
Natuurlijk zijn bedrijven niet per definitie tegen maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan. Als overheden er maar voor zorgen dat de concurrentie dezelfde beperkingen krijgt opgelegd. In een volledig geglobaliseerde economie, waarinimportheffingen verboden zijn, kan dit alleen met internationale maatregelen. Eenzijdige stappen kaatsen af op de lobby van energie-intensieve bedrijven. Nationale overheden zijn zelf ook bang dat dit de eigen economie zal schaden of dat bedrijven zullen vertrekken.
In Nederland verzet het bedrijfsleven zich bijvoorbeeld met hand en tand tegen het verhogen van de energiebelasting. Grootverbruikers betalen nu een speciaal laag tarief – zolang de meeste energie fossiel wordt opgewekt, kun je dit zien als een indirecte subsidie op fossiele brandstoffen. Pogingen dit een beetje recht te trekken zijn tot nu toe gestrand op het argument dat dit de internationale concurrentiepositie zal aantasten. Een zelfde verhaal kan worden verteld over pogingen een CO2 belasting in te voeren.
Duitsland is één van de weinige landen waar het gelukt is in de wet vast te leggen dat alternatieve energie niet duurder mag zijn dan fossiele energie. Dit is alleen gelukt door de grote industrieën hiervoor schadeloos te stellen. Als gevolg hiervan betaalt de consument de kosten van de Energiewende. In principe is het heel goed mogelijk de consument schadeloos te stellen voor een CO2 belasting/afschaffen van energiesubsidies door bijvoorbeeld gelijktijdig de inkomstenbelasting te verlagen. Arbeidsintensieve, milieuvriendelijke bedrijven zullen hiervan profiteren. In Duitsland is dit niet gebeurd. Dit heeft geholpen het onterechte beeld te vestigen dat de transitie naar alternatieve energie de burger veel geld zal kosten.
Griezelige vrijhandelsverdragen
Op zichzelf is dat al erg genoeg. Maar er speelt ook nog iets anders. Het probleem is niet alleen dat veel spelers het moeilijk vinden eenzijdige stappen voor het klimaat te zetten, zelfs als ze het zouden willen. In sommige gevallen wordt dit ook regelrecht verboden door vrijhandelsverdragen.
Veel klimaatprogramma’s van (lokale) overheden bieden specifieke voordelen aan lokale producenten. Niet alleen om de CO2-uitstoot door transport te verminderen, maar vooral ook om de energie-transitie ten goede te laten komen aan de lokale economie . De Wereld Handels Organisatie heeft veel van dit soort programma’s d.m.v. rechtszaken weten te verbieden ( 1), omdat zij in strijd waren met de vrijhandelsverdragen.
Veel vrijhandelsverdragen bevatten clausules voor iets wat ISDS wordt genoemd. Dit staat voor Investor State Dispute Settlement. Waar het op neerkomt, is dat bedrijven die schade lijden als gevolg van nieuwe regelgeving (bijvoorbeeld voor milieu en klimaat) daarvoor een schadevergoeding mogen eisen. Dit gaat dan niet via de nationale wetgeving, maar via een speciaal daarvoor op te richten tribunaal waarin de bedrijven zelf grote invloed hebben. En waarbij geen mogelijkheid voor beroep bestaat. Dit kan nieuwe regelgeving voor het klimaat zo kostbaar maken dat het in feite onmogelijk wordt.
De laatste jaren is er intensief onderhandeld over verschillende transatlantische vrijhandelsverdragen. Als die worden ingevoerd, zullen Nederland en Europa pas echt te maken krijgen met ISDS. Het bekendste voorbeeld hiervan is TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership). Dit verdrag lijkt het niet te halen als gevolg van massale protesten in Europa en (recent) de verkiezingsoverwinning van Trump. Minder bekend is CETA, een soortgelijk verdrag tussen de EU en Canada. Eind 2016 is het grotendeels in werking getreden. Alleen over het ISDS gedeelte mogen de nationale parlementen beslissen. Dit verdrag wordt ‘TTIP via een achterdeur’ genoemd. Ieder Amerikaans bedrijf met een postadres in Canada zou hiermee alsnog een procedure kunnen aanspannen tegen regeringsmaatregelen die ten koste gaan van hun winst. Hierdoor dreigt veel klimaatbeleid onmogelijk te worden.
In Nederland kunnen we bijvoorbeeld nu nog een discussie voeren over het sluiten van de kolencentrales. En over de vraag of de eigenaren van de centrales bij sluiting een vergoeding moeten krijgen. Als TTIP erdoor komt kan Nederland door een internationaal tribunaal eenvoudigweg veroordeeld worden om deze schadevergoeding te betalen. Eenzelfde verhaal kan verteld worden over het verminderen van de gaswinning.
Ook de invoering van een belasting op CO2 en andere vervuilende stoffen kan een stuk lastiger worden. Eenzijdig invoeren van zo'n belasting kan leiden tot oneerlijke concurrentie. Geïmporteerde goederen uit landen zonder CO2-heffing worden relatief goedkoper. In principe is er een manier om dit te omzeilen - het invoeren een importheffing voor de CO-2 voetafdruk van ingevoerde producten. Zodra de TTIP is ingevoerd is dit niet meer mogelijk. We kunnen schadeclaims verwachten van buitenlandse producenten die onze markt willen overspoelen met vervuilende producten .
Gelukkig komt er steeds meer weerstand tegen deze verdragen. Die zijn wel het laatste wat we moeten hebben als we een goed klimaatbeleid willen.
We zitten allemaal in dezelfde molen
Tot nu toe hebben we het alleen gehad over de invloed van het moderne vrije marktdenken op de economie en de politiek. Het heeft ook invloed gehad op onszelf. Op hoe we denken en in het leven staan. Overal zijn werkdruk, stress en competitie toegenomen. Mensen hebben minder tijd voor elkaar, laat staan voor problemen die ver van hun bed lijken zoals klimaatverandering.
Velen staan onder druk om meer prioriteit te geven aan geld en eigenbelang dan ze eigenlijk zouden willen. Tegelijkertijd zijn velen het ook normaal gaan vinden om voor 100% gericht te zijn op hun eigen leven, consumeren en genieten. Lange tijd is het ook populair geweest betrokkenheid en idealisme negatief af te schilderen: iets voor zweverige, onaangepaste mensen, mensen die graag moraliseren en zich moreel superieur voelen, mensen die 'een baan moeten zoeken'. Uiteindelijk voelt alleen consumentisme voor veel mensen toch wat leeg aan.
Wanneer we horen over de vreselijke gevolgen van klimaatverandering, dan voelen we misschien een sterke wens om het leed te verzachten en erger te voorkomen. Ook als het gaat om mensen die ver weg leven, toekomstige generaties, en de enorme aantallen wezens met gevoel die niet in een menselijk lichaam zitten. Klimaatverandering is het ultieme falen van het idee dat kortzichtig eigenbelang ons allemaal gelukkig zal maken. We kunnen er niet onderuit in actie te komen om te proberen de wereld die we kennen voor een catastrofe te behoeden. Misschien een goede aanleiding om in één moeite door ook weer te gaan dromen over een betere wereld. Waarin het weer om de mens gaat in plaats van om 'economische groei'.
Link:
This Changes Everything:
Bestseller van de Canadese auteur en activiste Naomi Klein over de manier waarop de neoliberale golf van de laatste decennia goed klimaatbeleid onmogelijk
heeft gemaakt.